STEL DAT… Een blog over Herengracht 268 G Amsterdam

Niet om het een of ander, maar het scheelde slechts een haar of ik was de gelukkige eigenaresse geweest van het rijksmonument Herengracht 268 G in Amsterdam. Ik ben namelijk een blauwe maandag getrouwd geweest met een meneer Sijmons, en de allereerste opdrachtgever voor de bouw op dit perceel was Pieter Symonsz van der Schelling, in 1615. Het ging toen overigens nog om twee huizen, waarvan hij het meest noordelijke ’t Blaauwe Schaep noemde. Een naam die nog steeds, of eigenlijk weer, op de gevel prijkt. Die eilander Symonsz – z’n tweede achternaam verraadt dat hij van Terschelling kwam – die overigens meer panden op de Herengracht liet bouwen, verkocht de huizen weer (en liet ze dus niet na aan z’n toekomstige ex-familie).

Er waren diverse eigenaren, al of niet gedocumenteerd. In de archieven is bijvoorbeeld te vinden dat David Rutgers III en zijn vrouw Margaretha Block ‘t Blaauwe Schaep in 1685 kochten voor 28.000 gulden – naar nu omgerekend is dat een ruime drie ton; een vermogen in die tijd. Een krappe eeuw later liet weer een volgende eigenaar, Rombert Crombosch, van de twee huizen één koopmanshuis maken, en vanaf toen werd het huis zo fijn breed: maar liefst 10,37 meter. Als oorspronkelijk bouwjaar geldt dus 1765, en zoals dat gaat bij eeuwenoude huizen: je wordt er toch wat eerbiedig van. Het appartement dat beschikbaar is, en waar ik mag rondkijken, heeft dankzij die breedte een flink vloeroppervlak: 223 vierkante meter. Wat helemaal spectaculair is, is de plafondhoogte van bijna vier meter in de stijlkamers.

Als ik via de marmeren hal op de beletage de eerste stijlkamer binnenloop, schiet ik meteen in de stand ‘stel dat’. Het lijkt alsof – ik spring weer even een ruime eeuw verder – de toenmalige bewoner Paul May, medevennoot van de bank Lippmann, Rosenthal & Co, zo op kan staan vanachter zijn bureau. Aan de rechterzijde van de hal zijn een vergaderkamer, een pantry en een toilet gesitueerd; daar zat vast de secretaresse die dan even koffie zou zetten voor ons. Meneer May huisde hier vijfendertig jaar; hij heeft de stoep nog laten vernieuwen. Maar ook binnen hebben hij en alle andere bewoners hun sporen nagelaten. Wat men – gelukkig voor ons – achterliet zijn bijvoorbeeld de prachtige ornamenten en de schitterende houten, holle hoekkasten: die zie je zelden of nooit. De twee kamers, van elkaar te scheiden door spiegelende schuifdeuren, hebben vrijwel altijd dienstgedaan als kantoor. De monumentale en vooral deftige uitstraling van deze grachtenwoningen trok vroeger vooral bankiers, financiële dienstverleners en handelaren; zo woonden ze fijn dichtbij kantoor en hadden ze, met hun indrukwekkende stijlkamers, ook een representatieve plek om thuis zaken te doen.

De huidige eigenaar, Bert Degenaar, hield hier zelf ook jaren kantoor. Als verzamelaar, antiquair en belegger in historisch vastgoed heeft hij oog voor de monumentale schoonheid van het pand, en gelukkig ook voor die van het interieur. Hij hield in stand wat mooi was, en liet, met veel verstand van zaken, de ruimtes in oude stijl opknappen waar dat nodig was. Als hij de grote houten luiken openslaat en me samen met zijn collega Reinier Brummelkamp rondleidt door het huis, beginnen hun handen meteen weer te jeuken: ‘Je kunt het nog mooier maken dan het al is, en ook de twee niveaus met elkaar verbinden. Hier zou je bijvoorbeeld vrij eenvoudig een trap kunnen maken…’ mijmeren ze. Een trap naar beneden, bedoelen de heren, want het appartement dat beschikbaar is, is verdeeld over twee woonlagen. Het souterrain heeft een eigen entree, met een woonkamer, een master bedroom, een badkamer en keuken. Aan de andere kant van de hal is nóg een slaapkamer, met eigen badkamer. En dan heb je als nieuwe bewoner óók nog recht op gemeenschappelijk gebruik van de enorme achtertuin. Wonen aan de gracht dus, in een rijksmonument met geschiedenis. Stel dat…

Onze Partners

Hartelijk dank aan onze Partners voor het mede mogelijk maken van het Monumentenportaal.